Volgens de legende moet het een enorm gevaarte zijn geweest, minimaal twee keer zo groot als de piramide van Cheops, blikkerend in de zon. Futuristisch ogende schoorstenen verspreidden een roze nevel die de hemel kleurde. Haar architecten waren allang verdwenen, maar de machine was ontworpen voor de eeuwigheid. Dagelijks verschenen duizenden pelgrims om het wonder te aanschouwen en zich te laten vervoeren door de zachtzoete roze mist. Volmaakt gelukkig.

Helaas hoorde ik pas van dit wonderlijke apparaat op de dag dat er werd meegedeeld dat hij werd uitgezet. Ik vond het onbegrijpelijk. Een geluksmachine, die zet je niet uit, maar hoor je te onderhouden, te oliën en te poetsen. Een geluksmachine moet glimmen. Uitzetten komt volslagen barbaars over en lijkt op het vernietigen van een regenwoud. Rücksichtslos korte-termijn gewin door mensen die het grotere geheel niet zien.

Een vriendelijke man -laten we hem Hugo noemen- in een kroeg legde me uit dat het niet om een echte machine ging, maar om een idee. De Idee dat de Staat zorg moet dragen voor het geluk van haar ingezeten.

Het deed me goed om te horen dat de geluksmachine nu niet ergens stond weg te roesten, maar het riep tal van nieuwe vragen op. Het leek me schier onmogelijk, belachelijk zelfs, dat iemand met een druk op de knop een idee uit kan zetten, vooral een goed idee. Als de Staat niet langer zorgt wenst te dragen voor het geluk van haar burgers, waar is ze dan nog wel goed voor? Bovendien, waarom zou het geen taak van de overheid zijn om burgers te voorzien van geluk. Het lijkt me een nobel streven.

Hugo onderbrak mijn stroom van vragen en legde uit dat de geluksmachine al ver voor mijn geboorte is uitgezet en ook nooit echt lang in gebruik is geweest. Het leverde niets op voor de economie. Deconstructivisten zagen geen handel in "puur geluk" en besloten de geluksmachine te slopen en de onderdelen te gebruiken voor een geldmachine. Geld werd de nieuwe maatstaf van geluk en het geluk van de bevolking werd omgedoopt tot welvaart. Alles meet- en telbaar. Geluk werd te koop.

Ik merkte op dat hij wel een punt had en moest toegeven dat ik ook nooit gemerkt had dat er ergens een geluksmachine stond te brommen. Ook over de relatie tussen geld en geluk moest ik hem gelijk geven; Ik had me immers net ook eventjes ongelukkig gevoeld toen ik me realiseerde dat de prijs van een biertje weer omhoog was gegaan. Minder geluk voor hetzelfde geld. Tegelijkertijd maakte het gesprek me wel gelukkig, maar kostte niets. Blijkbaar zijn er twee soorten geluk die los van elkaar functioneren. Het geluk van geld en een ander soort geluk. Jammer dat de overheid niet wil investeren in de laatste vorm.

Hugo grinnikte en zei dat het in werkelijkheid nog wel een graadje erger was dan dat, maar dat kwam de volgende keer wel. Het was al laat. Ondertussen moest ik er maar niet teveel bij stilstaan. Niet piekeren kan een mens ook gelukkig maken. Met die woorden stond hij op en nam afscheid.

Ik bleef nog even zwijgend zitten en mijn gedachten dwaalden af naar mijn oma. Zij verblijft al jaren in een verzorgingstehuis waar ze adequate zorg krijgt. Ook al wordt de zorg steeds minder, het blijft altijd adequaat heten. Steeds minder geluk voor hetzelfde geld. Tijd voor een praatje heeft een verpleegster tegenwoordig niet. Alles boven de grens voor minimumzorg wordt stelselmatig wegbezuinigd.

Mijn oma praat niet meer, lacht niet meer en staart voor zich uit. Dag in dag uit. Waarschijnlijk droomt ze van een geluksmachine. Ik droom mee.