De zon ging bijna onder en de lucht kleurde feloranje boven de Agora. Twee vrouwen bewogen zich langzaam voort tussen de zuilenrij. Het was een moment van rust in een normaal roerige stad. Terwijl de burgers door het naderende donker naar huis werden geroepen zochten zij elkaar hier dagelijks op om van gedachten te wisselen. Greet was een knappe vrouw met witblond haar en Hannah viel op door haar zwarte lokken en doordringende donkere ogen.

Het beloofde een heftige avond worden. Greet had zich hevig verzet tegen een groter wordende groep nieuwkomers in de stad, die zich her en der in kleine hechte gemeenschappen hadden gevestigd. De kritiek van Greet werd door velen geridiculiseerd, slechts een kleine groep gaf haar gelijk. Over het algemeen zag men de nieuwkomers als een goede aanvulling op de beroepsbevolking en zolang ze zich maar niet teveel met alles bemoeiden konden ze rustig blijven.

Greet: Zeg mij waarom jij geen problemen hebt met deze nieuwe groep andersdenkenden in de stad. Het zijn harde werkers, maar houden zich heimelijk op in hun tenten en spreken openlijk hun walging uit over onze gebruiken en levenswijze. Het beste zou zijn dat ze allemaal vertrekken.

Hannah: Hun afkeuring is inderdaad een groot probleem, maar ik ben overtuigd van de Rede en geloof dat er een mogelijkheid moet zijn om met hen samen te kunnen leven.

Greet: Dat klinkt werkelijk absurd! Ze zijn niet voor rede vatbaar. Zij staan voor alles wat wij niet zijn, spuwen op onze straten en onteren onze principes!

Hannah: Toegegeven, het spuwen is een vulgaire gewoonte van primitieve woestijnbewoners. Toch moet je toegeven dat ook onder hun donkere rokken mensen schuilen. Jij staat net zo afkeurend ten opzichte van hen; Dat ze zich terugtrekken is niet meer dan logisch, wij doen hetzelfde. In het sociale leven hoort soort bij soort te zijn. Zo is de natuur der dingen en dat vindt men over het algemeen het prettigste. Wij gelijkdenkenden zoeken elkaar hier toch immers ook op. Je kan mensen niet forceren elkaar te respecteren of als gelijken te zien.

Greet: Ik kan het niet geloven. Jij neemt het op voor de gelukszoekers! Wat kunnen deze ongeletterden nu bijdragen aan onze maatschappij. De taal zijn ze nauwelijks machtig. Het wordt een grote puinhoop!

Hannah: Rustig. Je verwart twee begrippen. De ongeletterden en laag opgeleiden in deze stad hebben altijd al het werk gedaan. Werkenden "maken" slechts en bewijzen ons een dienst door ons taken uit handen te nemen. De echte arbeid wordt immers verricht door de geschoolden. Wij creëren. Wij scheppen. Wij zijn zelfs in staat om hun tentenkampen te vervangen voor mooie gebouwen. We zouden zelfs gebedshuizen voor hen op kunnen richten. Dan zou ook jij je niet langer ergeren aan de aanblik van de armoedige kampen.

Greet: Je bent scherp. Ik moet er inderdaad niet aan denken mijn tijd aan het huishouden te moeten besteden. Toch vind ik de suggestie dat we haatpaleizen neer gaan zetten, waar moord en doodslag wordt gepredikt tegen ons, volstrekt absurd!

Hannah: Hier was ik me niet van bewust, ik heb me nooit in hun religie verdiept. Maar zeker is dat er voor haat en geweld geen plaats is in de samenleving. Hier heerst de rede en in dat licht moet ik zeggen dat ik overhaast ben geweest over de gebedshuizen. Indien ze hun God willen aanbidden zullen ze dat thuis moeten doen. Binnen de eigen muren, in de privésfeer, mag men doen wat men wil.

Greet: Je bent te goed voor deze mensen. Jaloers zullen ze zijn op onze tempels en ze willen afbreken. Je predikt gelijkheid en toch weer niet. Je spreekt met gespleten tong.

Hannah: Nee zeker niet, maar blijkbaar is mijn boodschap je ontgaan. Voor haat is geen plek in onze samenleving. Onze religie en gebruiken prediken geen haat en vormen geen bedreiging voor de openbare orde. De vreedzame samenleving staat altijd voorop. Als hun geloof daarmee in strijd is, verdient het geen plaats en zijn we gedwongen om onderscheid te maken. Desalniettemin moeten wij altijd blijven waken hoe discriminatie beperkt kan blijven binnen de sociale sfeer waar zij legitiem is.

Greet: Verwarrend. Als ik het goed begrijp vind je het legitiem dat iemand, die zichzelf onderscheidt van de samenleving op grond van geloof of gebruiken, bepaalde rechten mag worden ontnomen als deze indruisen tegen onze normen en waarden?

Hannah: Juist! Ditmaal heb je bewezen een uitstekende toehoorder te zijn. In het openbare leven is discriminatie de norm en is iedereen anders. Burgers hebben zich te schikken naar de normen, waarden en wetten van de maatschappij en van hun baas. Alleen binnen de exclusiviteit van de privé-sfeer en hier op de Agora is plaats voor absolute vrijheid. Hier vindt het echte handelen plaats en dit mag niet beperkt worden. Hier bedrijven we de politiek en bestrijden elkaar geweldloos. Hier is iedereen gelijk.

Greet: Als je bedoelt dat ook de nieuwkomers deze sacrale plaats mogen komen bezoedelen met hun haat, ben je knettergek geworden! Ze zullen zeggen onderdrukt te worden en eisen gaan stellen. Ze zullen pogen ons politieke systeem om te buigen naar de hunne!

Hannah: Proberen een ander te overtuigen door de Rede is het goed recht van ieder mens. Onze wetten zijn helder. Bovendien zal het wel een tijd duren voor we ze hier mogen verwelkomen. Onderdrukte minderheden zijn immers nooit de beste beoordelaars en redenaars. Voor ze onze principes hebben doorgrond betwijfel ik of ze in staat zullen zijn om een pientere redenaar met een heldere geest te kunnen overtuigen van hun gelijk. Ze hebben nog heel wat in te halen. Uiteraard moeten we ze niet onderschatten, maar ook niet overschatten. De Rede hoort bij onze cultuur. Holle retoriek wordt beantwoord met snedige zinnen. Snap je waar ik heen wil?

Greet: Ik denk het wel. Je betoogt dat als we ze absolute vrijheid schenken en ze de ruimte binnen onze maatschappij geven, ze tot de Rede zullen komen en zelf in gaan zien dat onze geweldloze tolerantere manier van leven de juiste is. Wellicht zullen ze zelfs afstand nemen van hun ideologie.

Hannah: Voor iemand die me net nog uitmaakte voor knettergek heb je het goed begrepen. Vaak verlies je je hoofd in je woede en angst, en vergeet je de nuance. Als je ze blijft bestrijden komt het nooit goed. Als we ze volledig toelaten, binnen de kaders van onze maatschappij, komt het wellicht goed.

Greet: Tot mijn spijt moet ik bekennen dat je wederom gelijk hebt. Ik ben af en toe een heethoofd. Toch is wat je betoogt, ook al klinkt het solide, een utopie. Discriminatie is immers bij de wet verboden en niemand voelt er iets voor om hun levensomstandigheden te verbeteren. Bovendien willen ze zelf de dialoog niet aangaan, maar sturen altijd dezelfde woordvoerders die keer op keer hetzelfde verkondigen.

Hannah: Tijden veranderen evenals mensen veranderen. Het is nooit te laat Greet. Iedereen zal een handreiking moeten doen en de dialoog aangaan. Hier is alles bespreekbaar. Kom laten we gaan. Het wordt al licht.



*note Dit is een fictief dialoog tussen Geert Wilders (Greet) en Hannah Arendt (Hannah). De uitspraken van Greet zijn fictief en ten dele vrij naar zijn vele toespraken en schrijfsels. De uitspraken van Hannah Arendt zijn fictief en ten dele overgenomen uit nummer 08 (jaargang 1999) van Filosofie Magazine en het het boek De denkers; een intellectuele biografie van de twintigste eeuw.